Bij houtskeletbouw bestaat de structuur van het gebouw uit een skelet van houten balken, die zowel verticaal (stijlen) als horizontaal (regels) zijn deze balken van beperkte dikte zijn. Samen vormen ze kaders, waar windverbandplaten tegen geplaatst worden. Unicus werkt hiervoor meestal met OSB-platen. Deze vangen horizontale belastingen op, zoals zware windvlagen. De stijlen, die om de 40 à 60 cm staan, vangen de verticale belasting van het dak en de vloeren op. Tussen de stijlen kan er geïsoleerd worden. Op de OSB-platen wordt er aan de binnenzijde nog een afwerking aangebracht, zoals bijvoorbeeld gyproc.
In tegenstelling tot bij houtskeletbouw worden er bij CLT geen houten balken als frame gebruikt, maar wel massieve houten panelen waarvan de houtlagen kruisgewijs aan elkaar werden gelijmd. Dat brengt een andere manier van isoleren met zich mee: niet tussen het raamwerk maar aan de buitenzijde van de wand- en dakelementen. Het betekent meteen ook dat het hout, op voorwaarde dat de juiste kwaliteit is gekozen, aan de binnenkant als afwerking kan fungeren. De panelen worden in de fabriek op maat gezaagd en op de werf gemonteerd.